De laatste stap van het participatietraject voor de RES 1.0 is het voorleggen en laten toetsen van vier testbeelden. Deze testbeelden geven aan waar en hoe duurzame energie mogelijk kan worden opgewekt in de regio Midden-Holland.
Bij testbeeld 1, ‘Energieke bedrijventerreinen’, reageerde een meerderheid positief om windmolens (ashoogte 110m) bij bedrijventerreinen, en zonnepanelen op bedrijfsdaken en waterbassins bij kassen te plaatsen. 84% van de deelnemers was het eens met zonnepanelen op waterbassins en 97% met zonnepanelen op bedrijfsdaken. Met het idee om windmolens bij bedrijventerreinen te plaatsen was een kleine meerderheid (51%) het eens. Veel deelnemers gaven aan dat ze de ashoogte van 110meter te hoog vinden en/of dat ze windmolens op de aangegeven plekken niet gewenst vinden omdat ze dicht bij woonwijken liggen. Deelnemers vinden het belangrijk dat er rekening gehouden wordt met het uitzicht, veiligheid, de slagschaduw en geluidsoverlast voor bedrijven en woningen.

Bij testbeeld 2, ‘Energiewegen’, reageerde een ruime meerderheid positief op zonnepanelen langs de A12, A20 en N11 ter hoogte van bedrijventerreinen en op geluidsschermen. Met windmolens langs de weg ter hoogte van bedrijventerreinen is een kleine meerderheid van circa 53% het eens. Voor alle andere locaties bij de A12, A20 en N11 werd zowel voor wind als zon geen positieve meerderheid behaald. Met zonnepanelen langs de N210 gaf 42% van de deelnemers aan het eens te zijn en 42% het niet eens te zijn. Zo’n 34% wil helemaal geen windmolens bij de wegen, voor zonnepanelen is dat minder dan 10%. Veel deelnemers hebben aangegeven dat ze de veiligheid bij wegen en het uitzicht op open landschap belangrijk vinden.

Bij testbeeld 3, ‘Energieke boeren en burgers’, waren erg verdeeld. Zowel voor zon en wind op het land van boeren als voor zonnevelden in de stad- en dorpsrand vond zo’n 40% van de deelnemers dit positief en 40% negatief. Sommige deelnemers waardeerde dat de zonne- en windenergie in dit testbeeld gelijkmatig verdeeld wordt over de regio. Andere deelnemers gaven aan bang te zijn voor een rommelig landschap, dat ze de stadsranden liever voor woningen benutten en dat ze het er niet effectief uit te vinden zien.
Bij testbeeld 4, ‘Energieparken’ werd voor geen enkele locatie voor zonne-energie een meerderheid aan positieve reacties behaald. Voor ieder gebied gaf 30 tot 40% aan het eens te zijn met zonnepanelen gecombineerd met aangepaste landbouw en/of natuur en recreatie. 40% gaf aan het niet eens te zijn met zonnepanelen gecombineerd met natuur en recreatie. 48% gaf aan het niet eens te zijn met zonnepanelen gecombineerd met natuur en recreatie.
Conclusie
Veel deelnemers hebben aangegeven dat ze liever de bedrijventerreinen en wegen benutten voor energieopwek, in plaats van landbouw-, natuur- en recreatiegebieden.
Deelnemers zijn voorzichtig wat betreft windenergie en geven in alle testbeelden een voorkeur aan voor zonne-energie.
Wanneer windmolens ingezet worden, zal extra aandacht aan het draagvlak en de zorgen van bewoners moeten worden besteed.
Voor de testbeelden ‘Energieke boeren en burgers’ en ‘Energieparken’ geldt dat het lastig zal zijn om een meerderheid achter toekomstige plannen te laten staan. Wanneer onderdelen van deze testbeelden ingezet worden, is extra aandacht voor het draagvlak nodig.
Onder de deelnemers van de enquête is wel draagvlak om lokale initiatieven te ondersteunen, mits deze effectief zijn, gecontroleerd worden en met oog voor de kwaliteit van de omgeving ingepast worden.
De uitkomsten van de enquête en het webinar vormen een advies van de bewoners uit de regio. Dit advies wordt door raadsleden en bestuurders meegenomen in het politieke besluit voor de uiteindelijke locaties voor duurzame energieopwek. Daarnaast zal ook gekeken worden naar de ruimtelijke samenhang, kosteninschattingen, netcapaciteit en samengebracht in het voorkeursscenario.